Naast intense vermoeidheid roepen Open Dagen een vertrouwde set gevoelens in me op. Trots op m’n medevoorlichters, dankbaarheid voor de Auditorum-medewerkers die zorgen voor feilloze techniek en bewondering voor werkmensen die stands razendsnel afbouwen. Afgelopen weekend kon ik daar nog een vierde aan toevoegen: honger.
Het zal niemand verbazen dat de om acht uur aangetreden studievoorlichters, die uren non-stop aan het praten zijn, uitkijken naar het moment dat ze onder het genot van een welverdiende lunch hun aanstekelijke enthousiasme kunnen bijvullen. Deze Open Dagen was er echter iets gruwelijk fout gegaan en ontving men per ongeluk maar een half lunchpakket met enkel een broodje, koekje en microscopisch pakje drinken. Gefluisterd werd dat deze lunchlevering voor een lokale kleuterschool bedoeld was maar de foodtruck door wegwerkzaamheden per abuis bij het Auditorium voor de deur stond. Kan gebeuren.
Dat men door (waarschijnlijk) miscommunicatie met Eurest ook opgedragen werd de lunch buiten in de kou te nuttigen deed de kostbare keeltjes ook geen goed. Zaterdags mocht er wel binnen geluncht worden, maar ging het wederom mis met het vullen van de pakketjes. Rommelende magen overstemden bijna de opleidingspresentaties, daar het broodje verder was gekrompen en het enkele mandarijntje zo klein was dat er gekscherend over oranje walnoten gesproken werd.
Minder gekscherend waren de boze tongen die suggereerden dat het misschien geen fout in de organisatie betrof, maar een poging tot bezuiniging met als doel de lunch uiteindelijk helemaal uit te faseren. Deze suggestie is echter zeer onwaarschijnlijk, aangezien niemand gelooft dat een universiteit zoals de TU/e haar voorlichters zo zou behandelen.
Men kan immers nog zoveel geld uitgeven aan mooie stands, prijzige prototypes en een immense Experience Zone, aan het einde van de dag zijn het de voorlichters die onze universiteit verkopen en die zijn een extra oranje walnoot zeker waard. Dat begrijpt iedereen.