Na een jaar lang je studie opzij te hebben gezet om jezelf volledig op een bestuursfunctie te storten is het einde van je bestuursjaar in zicht. Nog één keer notulen uittypen en nog één keer een Algemene Ledenvergadering voorbereiden. Snel de laatste punten er doorheen hameren tot het moment aanbreekt waarvoor je stiekem een beetje zenuwachtig bent. Dan slaat je voorzitter je uit en kom je onder daverend applaus achter de bestuurstafel vandaan.
Maar waar applaudisseert men eigenlijk voor? Dit ritueel heb ik al meermaals meegemaakt, doch blijft deze vraag steeds bij me opkomen. Klappen we omdat iemand toch de eindstreep heeft gehaald, ook al kon hij zijn bestuursgenoten wel schieten? Juichen we omdat hij zijn voortgangsnorm heeft gehaald en dus verzekerd is van een vette bestuursbeurs? Of joelen we omdat iemand een échte impact op de vereniging heeft gehad en niet als bestuur al vergeten is voordat men de deur uit is?
Natuurlijk moeten we iedereen die zich een jaar lang heeft ingezet voor zijn of haar vereniging een compliment maken. Ik zou als uittredend bestuurslid echter ook graag een erfenis nalaten, een imprint op de vereniging waarin ik zoveel tijd heb gestoken. Als commissaris externe betrekkingen zou ik trots willen zijn op die grote sponsor die ik heb binnengehaald en als interne commissaris zou ik graag een bloeiende commissiecultuur achterlaten. Mocht ik voorzitter zijn geweest dan kijk ik zielsgraag terug op goede contacten met andere verenigingen, een bestuur dat nog steeds goede vrienden is en een faculteit die mijn naam nooit zal vergeten.
Probeer als bestuurslid iets neer te zetten en raffel niet een script af dat je voorgangers voor je hebben geschreven. Wees recalcitrant en verzin nieuwe dingen die je vereniging in een nieuwe richting sturen. Dan kun je ook jezelf een applaus geven dat je écht verdient.