Laatst kwam Nieuwsuur -het actualiteitenprogramma dat qua decor live uit de mega-iglo van Bouwkunde zou kunnen komen- met het nieuws dat men veel moeite heeft kandidaten te vinden voor de gemeenteraadsverkiezingen. Hierdoor kunnen partijen óf niet meedoen, óf ze hebben ondermaatse kandidaten. Dit gebeurt echter ook aan onze universiteit.
Uiteraard deed dit mij meteen denken aan het probleem waar onze verenigingen jaarlijks mee worstelen: geschikte opvolgers vinden. Niet alleen strenge eisen voor bestuursbeurzen zorgen voor aarzeling, ook is er angst voor bestraffing op studievertraging. Men is snel blij met voldoende kandidaten, maar let hierdoor minder op kwaliteit en competentie.
Consequentie hiervan is dat verenigingen serieus moeten nadenken over hun selectieprocedures zonder te blijven hangen in vastgeroeste tradities. Zo zorgt een op Expeditie Robinson lijkend kandi(daat)traject voor een kille afvalrace waarbij vriendschappen verloren gaan en relaties sneuvelen. Totaal onwenselijk, aangezien je hierdoor een bestuur samenstelt dat enkel samen zit omdat zij met het meeste succes anderen uit het traject hebben gewerkt.
Ik zie meer heil in een traject waarin mensen aangespoord worden om hun unieke competenties naar boven te laten komen en waarin het uittredende bestuur zich minimaal mengt, aangezien deze constructie veel meer kans heeft om voor een evenwichtig en stabiel bestuur te zorgen. Juist in tijden waarin er meer twijfels zijn over het al dan niet oppakken van een bestuursjaar moet je als vereniging een atmosfeer creëren waarin leden staan te popelen om het bestuurstraject in te gaan.
Daar komt aan de kant van de kandidaten bij dat het vooruitzicht van een bestuursbeurs niet de hoofdmotivatie mag zijn voor kandidaatstelling. Een bestuursjaar doe je voor de vooruitgang van je vereniging en het verbeteren van jezelf. Lang niet iedereen is geschikt als bestuurslid, maar als jij een competentie bezit waarvan jouw vereniging kan profiteren, waar wacht je dan nog op?